Familiefoto's

Familiefoto's
Familiefoto's

maandag 31 oktober 2016

Genealogisch blog 111



Risico (3)

Gisteren was het weer eens zover. Vriend Allard van Haeften reageerde op mijn Genealogisch blog 95 met de mededeling, dat hij ergens gelezen had wat de werkelijke reden was waarom Laurentia Clara Elisabeth van Haeften, over wie ik in genoemd Genealogisch blog schreef, destijds was ontslagen als regentesse van het Sint Pieters Gasthuis in Amsterdam. En zij niet alleen maar ook nog drie andere dames.

Ik vroeg Allard onmiddellijk mij duidelijk te maken waar hij dat gelezen had. Per kerende post mailde hij, dat hij dat gevonden had in een boek van H. Gartman, genaamd “Handelingen van de Municipaliteit der Stad Amsterdam, Volume 12”. Het boek bevat de notulen van de vergaderingen van de Amsterdamse Municipaliteit (gemeenteraad) tussen 1 januari en 15 maart 1798, het vierde jaar der Bataafsche Vrijheid.

Laurentia Clara Elisabeth van Haeften

Handelingen van de Municipaliteit der stad Amsterdam, Vol. 12, detail

De Bataafse gemeenteraad van Amsterdam, onder voorzitterschap van Gerard van Blijenburgh, besloot op vrijdag 12 januari 1798 op advies van de Commissie tot de Belofte de vier regentessenvan het St. Pieters Gasthuis, onder wie Laurentia Clara Elisabeth van Haeften,  te ontslaan. Niet omdat ze slecht zouden functioneren, zoals ik in mijn eerdere verhaal over Laurentia vermeldde, maar omdat de dames “gedifficulteerd hebben Belofte voor de Ambtenaaren bepaald, afleggen”.

In modern Nederlands kwam het erop neer, dat de dames weigerden de eed af te leggen, die ambtenaren van de stad moesten afleggen sinds de instelling van de Bataafsche Republiek. Bovendien moesten de dames de sleutels van het Gasthuis inleveren bij de boekhouder.

Laurentia Clara Elisabeth van Haeften

Handelingen  van vrijdag 12 januari 1798, detail
Het is niet erg moeilijk de redenen van het ontslag te bedenken en waarom Laurentia en de andere dames geweigerd hebben de ambtelijke eed af te leggen. Laurentia was in 1773 getrouwd met Pieter Cornelis Hasselaer (1720-1796). Hasselaer is, toen hij terug was uit Ned.-Indië, diverse malen burgemeester van Amsterdam geweest, maar werd in 1795 met zijn drie collega’s uit het ambt gezet, omdat zij behoorden tot de oude, oranjegezinde regentenkliek. Tot die oude, oranjegezinde regentenkliek behoorde natuurlijk ook Laurentia, telg van een oude Utrechtse regentenfamilie, terwijl haar neef Jacob, uit diezelfde oude Utrechtse regentenfamilie, tot de patriottische voormannen behoorde. Grote verscheidenheid in politieke opvattingen is door de eeuwen heen een kenmerk geweest, en nog steeds, van de familie Van Haeften. Laurentia en haar echtgenoot, die een jaar na zijn afzetting overleed, moesten plaats maken voor de nieuwe Bataafse democratie.
Ik realiseer me, dat het nooit zal lukken werkelijk alles te weten te komen van iemands leven. Zoals ik al eerder schreef: je kunt wel denken dat je alles over iemand weet, maar dat is echt niet zo! Er is altijd nog wel wat te vinden. Probleem is echter meestal, dat je niet weet waar je moet zoeken om bij nieuwe informatie te komen. En het is ook zo, dat ik de verhalen op mijn Genealogisch blog schrijf om anderen te prikkelen hun kennis te delen. En dat is nu, onder dankzegging, bij Allard van Haeften weer gelukt.

Tiel, 31-10-2016


Genealogisch blog 110



Groningse schippers

De ouders van mijn schoonmoeder woonden aan de Oude Karselaan in Amstelveen. De tuin achter het huis vormde de grens met Bosplan, het tegenwoordige Amsterdamse Bos. De moeder van mijn schoonmoeder was de Amsterdamse dienstbode en garnalenpelster Elisabeth van Gelderen (1886-1972). Tot op hoge leeftijd pelde ze razend snel. Toen ik nog verkering had, kwam ik regelmatig bij haar over de vloer.
De vader van mijn schoonmoeder, Okko Hendrik Reussien (1884-1959), was een formele man, weet ik van foto’s van hem. Hij werkte als procuratiehouder op kantoor bij de firma Salm & Kipp in Amsterdam. Door mijn schoonmoeder kwam ik al snel in het bezit van foto’s van voorouders van haar ouders. Foto’s die mij altijd geboeid hebben omdat ze zo’n ander beeld van haar familie lieten zien dan de foto’s van haar vader. Haar voorouders waren helemaal niet formeel, en droegen al helemaal geen driedelig pak.

Okko Hendrik Reussien
Okko Hendrik Reussien
Destijds was de naam “Okko” voor mij ook helemaal nieuw. Geen naam die veel voorkwam in Amsterdam en omgeving. Meer een naam uit het Oosten of Noorden van het land. De achternaam “Reussien” had naar mijn gevoel destijds iets frans. Kwam de familie oorspronkelijk uit Frankrijk? Dat leek me erg onwaarschijnlijk, want de naam “Okko” is niet bepaald franse naam.
Mijn schoonmoeder wist me niet veel over de familie van haar vader te vertellen. Over de familie van haar moeder kon ze des te meer vertellen. Antwoorden op mijn vragen kwamen, toen ik eind 1986 via mijn schoonmoeder een exemplaar kreeg van het boekje “Tussen Oost-Friesland…..en New Orleans, genealogie van de familie Reussien” van J.G.J. Reussien.

Albert Okkes Reussien en Zwaantje Gruppelaar
Albert Okkes Reussien en Zwaantje Gruppelaar

De schrijver van het boekje moest destijds van zijn vader een condoleancebrief brengen naar de Brederodestraat in Amsterdam, omdat zijn tante Zwaantje Gruppelaar was overleden. In het sterfhuis trof hij vele onbekende familieleden, het begin van zijn zoektocht.
Mij fascineerde de bovenstaande foto van Albert Okkes Reussien en Zwaantje Gruppelaar, die ik van mijn schoonmoeder had gekregen. Wie waren die Albert en Zwaantje? Waar kwamen zij vandaan? Wat deden ze voor de kost? Waarom kwamen ze uit Veendam naar Amsterdam? Waar komt de naam Reussien toch vandaan?
Albert Okkes Reussien is geboren in Veendam aan het Westerdiep op 28 augustus 1846 als zoon van Okko Hindriks Reussien (1816-1852) en Niesjen Alberts Lukkien (1819-1814). Albert trouwde in 1876 in Veendam met Zwaantje Sjoerts Gruppelaar (1853-1949). Bij zijn huwelijk verklaarde Albert aan de ambtenaar van de Burgerlijke Stand:

“dat hij niet in de mogelijkheid was te overleggen eene acte van overlijden of van bekendheid van het overlijden van zijne vader, daar deze volgens bekomen narigten in den maand december 1852 op eene zeereis van New Castle naar Groningen was verongelukt en omgekomen.”
In het Noorden van het land was in vroeger dagen iemands tweede voornaam altijd een patroniem, ofwel de naam van de vader. Voor een genealoog op zich wel makkelijk, je hebt meteen de naam van iemands vader en van diens vader enz., enz.
Het was volkomen vanzelfsprekend, dat Albert, net als zijn vader en diens vader en vele andere familieleden, zeeman werd. Al op 11-jarige leeftijd monsterde hij aan als kok op het kofschip “Castor“. Kapitein was Reinder Roelofs de Jonge. 

Kofschip
Kofschip

Albert was achttien jaar oud, toen hij in 1865, voor fl. 18,00 per maand, aanmonsterde als lichtmatroos  op de “Aukje Gepkelina” van kapitein Otto Derks Duintjer. Een jaar later werd Albert ingelijfd bij de Marine. Daardoor weten we hoe zijn signalement luidde: zijn lengte bedroef 1,56 m (1 el + 5 palm + 6 duim + o streep), hij had een ovaal gezicht met een laag voorhoofd, zijn ogen waren blauw, hij had een normale neus en mond en een ronde kin, zijn haar en wenkbrauwen waren blond. Na zijn diensttijd ging Albert weer varen tot 1875, wanneer hij voor het laatst aanmonsterde op het kofschip “Catharina Elisabeth” uit Veendam met als kapitein Geert Hendriks Lever.
Kort na hun huwelijk in 1876 verhuisden Albert en Zwaantje naar Amsterdam, net als Hermannus, de broer van Albert. Het jonge paar werd ingeschreven op het adres Vinkenstraat no. 9 en meldde zich aan als lidmaat van de Hervormde Gemeente in Amsterdam.
Het zullen vooral economische motieven geweest zijn, die Albert en zijn gezin naar Amsterdam hebben doen verhuizen. De scheepvaart in Noordoost Groningen leidde een kwijnend bestaan. In de Amsterdamse haven zou meer werk te vinden zijn. Maar naar zee ging Albert niet meer, hij werd vletterman (een werkman die in de haven losse karweitjes verrichtte, zoals hulp bij het aanleggen van schepen en het beleggen van trossen) en jolleman (veerman die mensen met een jol overvaart) aan de Nassaukade.
Albert en Zwaantje kregen zes kinderen, onder wie de vader van mijn schoonmoeder. Geen van de vier jongens ging meer naar zee.

Genealogie van de familie Reussien
Genealogie van de familie Reussien

Blijft over de naam Reussien. Er zijn vele spellingsvarianten van de naam: Reusen, Reusing, Reussink, Reusgen, Ruszin en ga zo maar door. Het Meertens Instituut geeft op zijn website geen verklaring van de naam Reussien en de afgeleide namen. De naam “Reussien” kwam, volgens J.G.J. Reussien, het eerst voor als “Rösingh” in het gebied Veendam-Wildervank en is afkomstig uit Oost Friesland. “Rösingh” is het verkleinwoord van “Rose”, zodat de naam “roosje” zou betekenen. Het zou kunnen. Al in 1575 kwam in Bremen een familie Rösingh voor.
De familie van de vader van mijn schoonmoeder was afkomstig uit Detern, een klein plaatsje bij Leer, vlak over de grens bij Nieuweschans, Oost Friesland dus. De niet onbemiddelde Johan Meine is in 1682 de oudst bekende voorvader. Diens kleinzoon Occen Meine van Dieteren (=Detern) werd op 28 augustus 1675 in de kerk van Detern gedoopt. Zijn roepnaam “Okko” komt tot op de dag van vandaag nog voor in de familie. Toen hij het ouderlijk huis verliet, vestigde Occe zich in Wildervank waar hij trouwde met Annigchen Hindriks. Via zijn schoonvader, die actief was in de veenwinning en de scheepvaart, vond Occe zijn beroep in de scheepvaart en dan met name in de zeevaart. Na hem volgden velen uit de familie Reussien zijn voorbeeld.
Na het overlijden eind 1720 van Annigchen Hindriks, bij wie hij zes kinderen had, hertrouwde Occe met Geertruid Jannes. Wanneer Occe Meinen zelf overleed is niet bekend.

Tiel, 31-10-2016

Meer weten?
Lees:
J.G.J. Reussien, Tussen Oost-Friesland…….en New Orleans, genealogie van de familie Reussien, eigen uitgave