Familiefoto's

Familiefoto's
Familiefoto's

woensdag 16 november 2016

Genealogisch blog 118



Barthold van Haeften

In vervolg op Genealogisch blog 81 zet ik in dit verhaal de schijnwerpers nog een keer nadrukkelijk op Barthold van Haeften. Over de jeugd van Barthold, zoon van Reinier van Haeften (1646-1733) en Adriana Maria de Cocq van Delwijnen (1653-1709) is niet veel meer bekend dan dat hij op 12 september 1692 op Kasteel Ophemert werd geboren en drie dagen later Nederduits Gereformeerd gedoopt werd in de St. Maartenskerk te Ophemert. Hij zal een opleiding hebben genoten in overeenstemming met zijn latere werkzaamheden, daar zal vader Reinier, van wie Barthold tal van functies overnam, wel voor gezorgd hebben.
Barthold werd in 1714 als ambtsjonker geadmitteerd in de Ridderschap van het Kwartier van Nijmegen. Hij kreeg daardoor zitting in de Kwartiersvergadering en in de Landdag van het Hertogdom Gelre en het Graafschap Zutphen in Arnhem. In 1716 werd hij heemraad van de Tieler- en Bommelerwaard. Hij zou deze functie uitoefenen tot hij in 1746 dijkgraaf werd na het overlijden van zijn oudere broer Walraven van Haeften (1683-1746).

Barthold van Haeften en Margriet van Lynden van Hemmen
Barthold van Haeften en Margriet van Lynden van Hemmen, (foto’s explore.rkd.nl)

Barthold van Haeften trad met Margriet van Lynden van Hemmen in het huwelijk op 19 september 1719 in de Nederduitse Gereformeerde Gemeente in Nijmegen. Voordat hun huwelijk werd voltrokken, waren de huwelijkse voorwaarden opgesteld. Het huwelijk van Barthold en Margriet was ongetwijfeld omgeven met de grandeur en pracht en praal, die verwacht mogen worden bij twee zulke invloedrijke families. Ter gelegenheid van hun huwelijk schonken Barthold en Margriet een gebrandschilderd raam aan de kerk van Wadenoijen. 

“Heer Barthold van Haeften Heer tot Wadenoijen gecommitteerde ter vergadering van haar hoogmogend wegens de provintie van Gelderland en die hooghwelgeboore vrouwe Margriet van Lijnden vrouwe tot Wadenoije.”
 
Raam in de kerk van Wadenoijen, (foto: Jan Bouwhuis)
 
Margriet (Margaretha) was de oudste van de vijf kinderen van Derk Wolter van Lynden van Hemmen en Anna Ursula van Reede. Zij werd in 1699 geboren in Amerongen, waar zij op 26 maart 1700 werd gedoopt. Zij had de titel van barones. Margriet was het eerste vrouwelijke kerkenraadslid van de St. Maartenskerk te Ophemert. Zij is voor de gemeente Ophemert en Zennewijnen van 1749 tot 1758 "politique Armmeesterse". In 1750, na de dood van haar ouders, erfde zij een aantal obligaties ter waarde van fl. 8500. Bovendien ontving zij een bedrag in contanten à fl. 6100.
Margriet overleed op 26 juli 1761 in Nijmegen. Haar lichaam werd overgebracht naar Ophemert en op 2 augustus bijgezet in de familiegrafkelder naast de St. Maartenskerk. In het voorportaal van de kerk bevindt zich een rouwbord ter nagedachtenis aan haar.

 Margriet van Lynden van Hemmen
Rouwbord ter ere van Margriet van Lynden van Hemmen
In Ophemert is een straat naar haar vernoemd, omdat zij

"zeer veel bijgedragen heeft aan het welzijn van de heerlijkheden Ophemert en Zennewijnen".
Barthold en Margriet vestigden zich in Nijmegen, aanvankelijk op de St. Jorisstraat. Deze woning deden ze later over aan hun dochter Theodora Anna en haar man Jan Jacob de Geer (1714-1781). In 1758 kochten Barthold en Margriet een imposante patriciërswoning met een enorme, ommuurde, barokke tuin aan de zuidzijde van het Kelfkensbosch, waarin tegenwoordig op de St. Josephschool is gevestigd. Ondanks het feit, dat zij in Nijmegen woonden waren Barthold en zijn vrouw erg betrokken bij de Tieler- en Bommelerwaard en Ophemert in het bijzonder.
Na haar dood erfde Barthold van zijn moeder, Adriana Margaretha de Cocq van Delwijnen (1653-1709), voor fl. 5500,00 aan obligaties en ruim 35 morgen landerijen op verschillende plaatsen. In 1724 erfde Barthold het Huis Wadenoijen van zijn oom Johan de Cocq van Delwijnen (1655-1724), waarmee hij in 1725 werd beleend. Hij was nu Dagelijkse Heer van het gericht Wadenoijen. Als Heer van Wadenoijen erfde hij ook het veer over de Linge tussen Wadenoijen en Kapel-Avezaath. Het veer verpachtte hij verder voor fl. 100 per jaar. Evenzo had Barthold het recht om vrij te malen op de korenmolen in Kapel-Avezaath. Als Heer van Wadenoijen had Barthold sinds 1719 het collatierecht van de plaatselijke kerk. Daarmee kon hij de predikant, de koster en de schoolmeester van het dorp benoemen. Hij kon zelfs het aanvangstijdstip van de kerkdiensten bepalen.
Barthold erfde van zijn ouders en grootouders in totaal fl. 50.000 aan obligaties en meer dan 130 ha land, waaronder de Heerlijkheid Ophemert en Zennewijnen. Na het kinderloos overlijden van zijn broer Walraven (1683-1746) en zuster Adriana Margriet (†1749) kwam de totale nalatenschap van hun moeder aan Barthold. Het ging om fl. 118.000 en 290 ha. grond. Barthold was een zeer rijk en machtig man.
Barthold en Margriet kregen tien kinderen; die werden allen geboren en gedoopt in Nijmegen.

Behalve dochter Reiniera Adriana Maria en zoon Dirk Wolter Jacob, die beiden op jonge leeftijd overleden, vonden de overige kinderen huwelijkspartners die pasten in de gebruikelijke huwelijkspolitiek van de familie: geen huwelijk wanneer er geen geschikte partner voorhanden was. Huwelijken van kinderen mochten niet leiden tot verkleining van het familiebezit.
Barthold kreeg in 1724 de aanstelling van waarnemend ambtman van (Zalt)Bommel en de Tieler- en Bommelerwaard; hij functioneerde als ‘verwalter’ (waarnemer) van zijn oom tot 1726, toen zijn oudere broer, Walraven, in die functie werd aangesteld. Daarmee werd die functie min of meer erfelijk in de familie van Haeften. Na het overlijden van Walraven nam Barthold de functie wederom waar van 1746 tot 1747, toen hijzelf definitief werd aangesteld. In 1766 legde hij vanwege zijn gevorderde leeftijd de functie vrijwillig neer ten gunste van zijn zoon Johan Walraven, die de functie uitoefende tot 1782 en toen voor twee jaar opgevolgd werd door Diederick Walraven van Tengnagel. Van 1784-1795 oefende Reinier van Haeften, de broer van Johan Walraven de functie weer uit. Bijzonder is dat de genoemde van Haeftens de functie van ambtman combineerde de functie van dijkgraaf.
Voor Barthold was de combinatie van de functies van ambtman en dijkgraaf aanvankelijk niet zo vanzelfsprekend, want hij moest op 6 april 1726 als waarnemend ambtman een proces aanspannen tegen de heemraden van de Dijkstoel van de Bommelerwaard om beide functies te kunnen uitoefenen. De heemraden hadden zich het recht toegeëigend om zelf een dijkgraaf te benoemen. Het Hof oordeelde, dat het aanstellen van de dijkgraaf haar verantwoordelijkheid was en dat de combinatie van de twee functies gehandhaafd moest blijven. Barthold kon aan zijn taken beginnen.
Als (waarnemend) ambtman had hij niet alleen bestuurlijke taken in de Tieler- en Bommelerwaard, hij had er ook een zekere rechterlijke bevoegdheid. In gerechtelijke zaken was hij voorstander van de harde lijn, maar met een menselijke kant. In 1725 liet Barthold vijftig zigeuners, die zich schuldig hadden gemaakt aan diefstal en plundering, gevangen nemen. Twaalf van hen werden gegeseld en gebrandmerkt, waarna de ongelukkigen tentoongesteld werden.
Hoewel Barthold en Margriet met hun gezin in Nijmegen woonden, was Barthold toch vaak in Wadenoijen en Ophemert te vinden om de zakelijke belangen van de familie te behartigen. Hij was actief op de grondmarkt in de weer. Hij verwierf zich gronden in de wijde omtrek van Ophemert en Wadenoijen, bij Bergharen en in Nijmegen totdat zijn totale bezit bij zijn dood, 425 hectaren omvatte. Het beheer van zijn gronden en goederen liet hij over aan zijn rentmeester Cornelis Valkis uit Ophemert, die eens per jaar rekening en verantwoording aflegde.
Barthold werd in 1726, 1734 en 1741 gekozen tot ouderling van de kerk in Wadenoijen. In september 1747 nam hij deze functie nog een keer over van zijn zoon Jan Walraven. In hetzelfde jaar werd Barthold beleend met de vicarieën van de beide kerken van Ophemert. De St. Lambertuskerk, die aan de Waalbandijk lag, was weliswaar al in de jaren na 1682 gesloopt, maar de geestelijke goederen bestonden nog. Van zijn overleden broer erfde Barthold in 1747 ook nog vicariegoederen in Delwijnen. De Gelderse Landdag gaf hem toestemming al deze vicariegoederen te verkopen en de opbrengst ten voordele van de vicarieën te beleggen.
Barthold kreeg ook in kerkelijke zaken te maken met juridische aangelegenheden. In 1733 was er een conflict ontstaan tussen de dagelijkse Heer van Haaften en de predikant van Haaften over de hoogte van het jaarlijkse predikantstraktement. In het Kwartier van Nijmegen ontvingen de predikanten sinds 1675 een jaarwedde van vijfhonderd gulden. De predikanten van Haaften en Herwijnen ontvingen jaarlijks echter maar vierhonderd gulden. Daarop verzocht de classis van Zaltbommel de wedde van beide predikanten op te trekken tot vijfhonderd gulden. De Landdag besloot Barthold van Haeften en Adriaan Cock te benoemen om een minnelijke schikking tot stand te brengen.  Deze mislukte waarop de Landdag besloot de traktementen te handhaven op vierhonderd gulden.
In 1757 lieten Barthold en Margriet hun testament opmaken. Barthold, één van de rijkste inwoners van Nijmegen, overleed op 80-jarige leeftijd op 11 december 1772. Johan Walraven, de oudste zoon, maakte het overlijden van zijn vader drie dagen later wereldkundig.
Kort voor de uitvaartdienst en bijzetting in de grafkelder van de familie naast de St. Maartenskerk werd Barthold’s lichaam overgebracht naar Ophemert. De totale kosten van zijn begrafenis bedroegen bijna fl. 2000,00. In Zennewijnen werd Barthold overgeluijt den tijd van 6 weken, 3 uren daags, samen 108 uren. Ter nagedachtenis aan Barthold werd eveneens een rouwbord gemaakt, dat nu in het koor van de St. Maartenskerk in Ophemert hangt.

Barthold van Haeften
Rouwbord ter ere van Barthold van Haeften

De nalatenschap van Barthold was omvangrijk. Eerder is al opgemerkt, dat hij 420 ha. grond in bezit had. Zijn overige vermogen werd geschat op fl. 700.000. Al snel bleek er onder de nabestaanden geen overeenstemming te bereiken over de afhandeling van de nalatenschap. Zijn zonen Johan Walraven en Reinier waren echter niet van plan daardoor de familieverhoudingen te laten verzieken. Daarom machtigden zij op 20 januari 1723 Pieter van de Veelouw en schoolmeester Cornelis Valkis om:

“…te zamen en ieder in ’t bijzonder, specialijk, om ter Leenkamere des Fürstendoms Gelre en Graafschaps Zutphen en ter Leenkamere van den Hoogadelijken Huise Waardenburgh, te verzoeken en te bevorderen, Registratuive zoals zulks na ordre Leenrechtens behoord, van zodane Testamentaire Dispositie als den Hoogwelgebooren Heer Barthold Baron van Haeften, Heere van Wadenoijen, Ophemert en Sennewijnen, Ampman van Bommel, Thielre- en Bommelrewaarden, en die Hoogwelgeboore Vrouwe Margariet Baronnesse van Haeften, geboore Baronnesse van Lijnden, Vrouwe van Wadenoijen, Ophemert en Sennewijnen, Ehelieden, te zamen, en den eerstgemelde Heer Testateur in ’t particulier over zijn Hoogwelgeb. Leengoederen, op den 12. Januarij 1758 voor den Gerichte des Rijks van Nijmegen mitsgaders voor twee leenmannen, besloten hebben gepasseerd; zijnde die Testamentaire dispositie respective geconfirmeerd en geapprobeert bij welgedagte Leenkamer des Fürstendoms Gelre en Graafschap Zutphen in dato 13. Januarij 1758 en bij die van den Huise Waardenburgh in dato den 25. Januarij 1758, vermogens de respectieve Transfix-brieven; welke Testamentaire dispositie vervolgens na overlijden eerst van de Vrouwe Testatrice en daarna ook van den Heer Testateur, op den 29. December 1772 in behoorlijke forme is geopend: met verdere magt, om daar inne alles te doen en verrigten wat eenigzins zal worden vereischt, en den Heere comparant pro se et present zijnde, zoude kunnen, mogen en behooren te doen, alware ook eene ampelder en speciaalder volmagt nodig, welke bij dezen gegeven en alhier voor geinsereert gehouden werd: belovende den Heere Comparant alles voor goed en van waarde te zullen houden, en de geconstitueerdens en gesubstitueerdens hier over te zullen indemniseren.”

Tiel, 16-10-2016








Geen opmerkingen:

Een reactie posten