Familiefoto's

Familiefoto's
Familiefoto's

donderdag 8 december 2016

Genealogisch blog 127



De Staatse zaak toegedaan

Dat verschillende leden van de familie van Haeften niets moesten hebben van de Spaanse koning Philips II tijdens de Tachtigjarige Oorlog, heb ik beschreven in Genealogisch blog 24 en Genealogisch blog 115. Het ging in die verhalen vooral om leden van de familie van Haeften uit het midden van het land. In dit verhaal staat de Achterhoeker Diederick of Dirck van Haeften centraal wiens doen en laten geruime tijd ook in het teken heeft gestaan van de Opstand.
Diederick is geboren op Kasteel Verwolde in 1547 als zoon van Alard van Haeften en Cunegonde van Keppel van Verwolde. Hij werd de oudste zoon genoemd, omdat drie eerder geboren zoons van Alard en Cunegonde in 1548 al waren overleden. Diederick werd een rijk en machtig man na het overlijden van zijn vader in 1565, want hij erfde de goederen Gameren en Herwijnen met de Kastelen Gameren en Frissestein. Zijn broer Reinier (1548-1587) kwam toen in het bezit van de goederen Ophemert en Zennewijnen, die vader Alard eerder geërfd had van Reiniers broer Frederick, die in 1557 was overleden.
Van zijn in 1559 overleden moeder, Cunegonde van Keppel, had Diederick Kasteel Verwolde geërfd, hij was daarmee al beleend toen hij nog onmondig was. De familie van Keppel had Kasteel Verwolde in de eerste helft van de zestiende eeuw opnieuw laten optrekken, omdat het in 1510 door het leger van de Bisschop van Utrecht was afgebroken en de grachten waren gedempt.

Kasteel Verwolde
Kasteel Verwolde

In 1576 trad Diederick met de dan nog zeer jeugdige Elisabeth (Elsabe) van Dorth in het huwelijk. Naar verluidt was Elsabe al op vijfjarige leeftijd aan Diederick uitgehuwelijkt. Elsabe was de dochter van Seino van Dorth en Maria Droste van Senden. Diederick en Elsabe kregen zeven kinderen, van wie zoon Allard Kasteel Verwolde erfde. In 1578 werd Diederick geadmitteerd tot de Ridderschap van Zutphen en tien jaar later tot de Ridderschap van de Graapschap.
Op 23 januari 1579 ondertekenden een aantal Nederlandse gewesten in Utrecht een overeenkomst, waarin werd afgesproken zich gezamenlijk in te zetten om de Spanjaarden het land uit te zetten: de Unie van Utrecht, ook wel Nadere Unie genoemd als aanvulling op de Pacificatie van Gend. Ook in het Gelderse sloten velen zich aan bij de Nadere Unie. Afgevaardigden uit de vier kwartieren van Gelre maakten op  21 mei 1579 namens zichzelf of hun achterban hun standpunt bekend inzake het onderhoud van "die gedruckte Naerder Union bijnnen Utrecht in januario lestleden gemaeckt".
De heren van Heeckeren en Marlhusen, ridders van het Zutphens kwartier, verklaarden, dat zij de Unie wilden onderhouden en dat zij er zeker van waren, dat Joost van Heeckeren, Jacob van Munster, Joachim van Lier en Jorrien van Boecholt, richter tot Doesburg, dat ook zouden doen. Seino van Dorth, heer tot Dorth, liet weten, dat hijzelf en zijn schoonzoon Dirk van Haeften zich ook bij de Unie aansloten. De steden van het kwartier Zutphen waren jammer genoeg afwezig en werden daarom niet in deze verklaring opgenomen.
In 1581 ondervond Diederick, dat strijden voor de Staatse Zaak een kostbare aangelegenheid was. Omdat hijzelf de op Verwolde gelegerde soldaten niet meer van soldij en voedsel kon voorzien, richtte hij zich tot de Staten in Arnhem met het verzoek die kosten van hem over te nemen. De Staten steunden het verzoek van Diederick, omdat het behoud van Verwolde van strategisch belang was.
De Spanjaarden namen echter in 1583 Kasteel Verwolde in. Diederick, die “oeck op zyn huys der Staaten garnisoen genomen” had, kwam terecht op een lijst van vijanden van de Spaanse Koning. Korte tijd later werd hij ingerekend en gevangen gezet in Steenwijk, dat toen nog stevig in Spaanse handen was. Pas in 1592 veroverde Prins Maurits de stad definitief op de Spanjaarden. Coevorden en Groningen volgden snel, waardoor het hele Noorden van het land in Staatse handen kwam.
Aangenomen moet worden, dat de verovering van Steenwijk ook leidde tot de definitieve vrijlating van Diederick van Haeften, ook al weten we niet precies wanneer hij uit de gevangenis werd ontslagen.

Beleg van Steenwijk
Beleg van Steenwijk
In 1584 vaardigde Koning Philips II een generaal pardon uit voor de burgers van Zutphen, maar een aantal van hen werd hiervan uitgesloten, onder wie Diederick van Haeften en zijn schoonvader Seino van Dorth en nog 16 andere edelen. Diederick kon de eed ter ondersteuning van de Unie van Utrecht en verwerping van de Koning van Spanje pas daadwerkelijk afleggen tijdens de Gelderse Landdag van maart 1599.
Na zijn vrijlating keerde Diederick het politieke toneel zijn rug toe. De risico’s waren hem blijkbaar te groot. Hij ging in zaken. Maar voordat het zover was, moest hij voor het Hof in Arnhem de strijd aangaan met het Kapittel van St. Walburg uit die stad over tienden, waarop hij meende recht te hebben. Als Diederick kon bewijzen, dat hij recht had op de tienden, zou het kapittel zich daarbij neerleggen.

Arnhem, St. Walburgkerk op de achtergrond in 1913
Arnhem, St. Walburgkerk op de achtergrond in 1913


Vanaf 1600 tot aan zijn dood handelde Diederick in onroerende zaken. Hij verhandelde een aantal goederen (boerderijen, zouden we tegenwoordig zeggen) rond Lochem, zoals de Hoof  in Swijp (Zwiep), Wesenberghe, Pijpergaarde en de Scherpe Huurne, Schoneveld en Groot Nagelvoort, gelegen op het Landgoed Verwolde. Hij kocht en verkocht genoemde goederen, vestigde er hypotheken op of verpachtte ze, zoals zijn hof in Zwiep aan de echtelieden Jan van Eps en Stijn Pawen voor de somma van fl. 2000,00 per jaar.

 
Diedrick van Haeften
Groot Nagelvoort, anno 2016

Pas twee jaar voor zijn dood in 1610 stond Diederick ingeschreven als lidmaat van de Nederduits Gereformeerde Gemeente van Lochem. Hij werd in Lochem begraven. In 1602 was de dochter van Diederick en Elsabe, Cunegonda die getrouwd was met Dirk van Rheemen, in de Gudulakerk in Lochem begraven. Haar grafsteen doet tegenwoordig dienst als blad van een tafel in het oude koor.
In hun testament hadden Diederick en Elsabe bepaald, dat, na de dood van de langstlevende –  dat was Elsabe die rond 1613 overleed – en zolang hun zoon Dirk (geb. 1592) nog onmondig was, Henrick van Keppel opten Dincxhoff over hun goederen mocht beslissen, omdat hij die al in achterleen had.

Tiel, 08-12-2016

Geen opmerkingen:

Een reactie posten