Familiefoto's

Familiefoto's
Familiefoto's

dinsdag 13 december 2016

Genealogisch blog 129



Indische Vorming

Mijn ooms, Frans en Bertus Bosman, hebben in grote lijnen dezelfde voorbereiding gehad op hun diensttijd in voormalig Ned.-Indië. Voor beiden gold, dat de reis naar Indië hun eerste buitenlandse reis was, en dan ook nog naar de tropen, naar de andere kant van de wereld! Een goede voorbereiding was noodzakelijk. 

Frans Bosman
 
Bertus Bosman
Frans (boven) en Bertus (onder) Bosman

Mijn ooms kregen informatie over Nederlands-Indië door middel van de zogenaamde “Indische Vorming”. De lessen vonden plaats in hun kazernes in Nederland (Maastricht en Breda)  en aan boord van de schepen die hen naar Indië brachten. Sinds 1946 verzorgde het Indisch Instructie Bataljon de lessen. In de lessen werd onder meer aandacht besteed aan de politieke situatie, het landschap, de bevolking en de Maleise taal om met de inheemse bevolking te kunnen communiceren. Naast de Indische Vorming bereidde de Legervoorlichtingsdienst de jongens, die naar Indië werden gestuurd, voor met brochures en nieuwsbrieven, zoals:
Scheepspraet vertelde over de indeling van de schepen („stuurrrrboord is rrrrrrechts”), de gezagsverhoudingen en de regels aan boord, de dagindeling, het postverkeer, persoonlijke ontwikkeling, ontspanning, gezondheid en geestelijke verzorging, brandgevaar aan boord en gaf aanwijzingen voor de hygiëne in de tropen;
Onze taak overzee (1947) maakte duidelijk, dat de soldaten orde en veiligheid kwamen brengen, zodat de onderhandelingen tussen het koninkrijk en de republikeinen konden worden voortgezet;
Adat, handelde over de gewoontes en gebruiken in het dagelijks leven en bij plechtige gelegenheden in Ned.-Indië. Er was een fundamenteel verschil in de Nederlandse en Indische omgangsvormen, met name wat betreft de rol van de vrouw. De jongens moesten de regels en manieren van de lokale bevolking respecteren.

Scheepspraet

Verder waren er nog de brochures “Indië, waar wij naar toe gaan”, “Wij gaan naar Indië om te helpen, niet om te vechten”, en “Indië, waarom wij erheen gaan”. Er was de Nederlandse regering veel aan gelegen de soldaten te doordringen van het beleid ten opzichte van Soekarno en de zijnen.
De brochures moesten de soldaten vooral inprenten, dat ze naar Indië gingen om de rust en orde te herstellen. Ze kwamen niet om te vechten, maar als helper, vredessoldaat of bevrijder, die de lokale bevolking kwam ontzetten van enkele kwaadwillende elementen. Wie die kwaadwillende elementen precies waren lieten de voorlichtingsbrochures in het midden. Al snel werd duidelijk, dat de voorlichting op Bertus grote invloed had. Toen hij eenmaal in Indië zat, schreef hij enigszins geïrriteerd aan zijn moeder:

“….. een ding is jammer in Holland dat de mensen Indië helemaal verkeerd bekijken en als ze hier maar een week waren zouden ze wel anders praten en zouden de jongens het ook niet erg vinden om te gaan. Wapens hebben die extremisten haast niet. En de bevolking helpt ons nu ook dus dat scheelt ook veel.”
In werkelijkheid bleef de vijand, mede ook door zijn guerrillatactieken, onzichtbaar. Daardoor bleef voor veel soldaten het verschil tussen het officiële leger van de Republiek Indonesia en diverse milities onduidelijk. De soldaten noemden hun tegenstanders daarom vaak “extremisten”, “rampokers” of “peloppers”. Van officiële Nederlandse zijde werd benadrukt, dat eventuele gevechten in principe humanitaire acties waren om de locale bevolking te beschermen tegen het geweld van de opstandelingen. De Nederlandse soldaten zouden de lokale bevolking helpen met de wederopbouw na de verschrikkingen van de Japanse bezetting. Met het Maleis, dat ze leerden, konden de soldaten zich in de binnenlanden verstaanbaar maken. De jongens moesten ook aandacht hebben voor hun lichaamstaal. Zo leerden ze, dat handen in de zij in Ned.-Indië bedreigend over kwam.
Zelfs de geestelijke verzorgers van het leger leverden hun bijdrage aan de rechtvaardiging van de Politionele Acties. Zo schreef aalmoezenier P.Baeten in 1947 in een brief aan de ouders van de katholieke soldaten, dat hij volledig kon begrijpen wat het voor ouders moest betekenen hun zoon twee jaar te moeten missen. De aalmoezenier waardeerde deze zorgen, maar hij had ook woorden van troost:

“Doch het enige antwoord, dat in staat is u te troosten en u het volle vertrouwen te schenken te midden van uw zorgen, vindt u in het licht van uw geloof. Ik weet, dat u dit antwoord van mij als priester verwacht. Het is nu eenmaal onze plicht dat wij naar Indië gaan. Een plicht ons opgelegd door onze wettige regering.
Haar gezag daartoe heeft zij ontvangen van God. En daarom mogen wij kortweg zeggen: we gaan naar Indië omdat God het van ons vraagt. Gods wil is het hoogste gebod en de uitvoering ervan stempelt ons tot goede kinderen van onze Hemelse Vader. In het licht van uw geloof, ouders, moet dit offer gebracht worden.”  
Anno 1947 kon een aalmoezenier nog dergelijke woorden schrijven. Ook hij maakte deel uit van het katholieke bolwerk (KVP), dat, tegen alle internationale druk in, probeerde de Nederlandse belangen in Indië veilig te stellen. Zelfs God werd erbij gehaald om het Nederlandse optreden in Indonesië te rechtvaardigen. Tegenwoordig zou zo’n tekst slechts op hoongelach kunnen rekenen.
In de Gordel van Smaragd kwamen verschillende godsdiensten voor, zo leerden de soldaten uit de voorlichtingsbrochures: het Christendom, het Hindoeïsme en verschillende natuurgodsdiensten. De meerderheid van de bevolking was echter Islamitisch. Het werd de soldaten afgeraden zonder redenen een moskee binnen te gaan. Wilden ze dat onverhoopt toch doen, dan moesten hun schoenen uittrekken. De soldaten moesten vooral van de grote moskeetrom (bedoeg) afblijven, omdat het een heilig voorwerp was.
In de Indische Vorming lag bij de sexuele voorlichting de nadruk op het vermijden van geslachtsziektes. Het viel niet uit te sluiten, dat een Nederlandse soldaat een affaire begon met een lokale vrouw. Volgens een tekst in een voorlichtingsfolder hadden in Ned.-Indië bijna alle prostituees een geslachtsziekte. Dat moest de soldaten ervan weerhouden contacten met hen te leggen. De tekst in de folder luidde:

“Zoals overal in de wereld vind je ook in Indonesië vrouwen van plezier, die je graag in je eenzaamheid willen troosten…het aantal geslachtziektes onder deze categorie vrouwen is nagenoeg op 100% gebracht. En je wilt toch graag gaaf en gezond bij je moeder en je meisje terugkomen?”
Op de website “Seks in de tropen” is te lezen, dat een korporaal die aan de haal ging met een prostituee een druiper opliep.


Moeder Bosman

Natuurlijk hadden Frans en Bertus ook van hun ouders de nodige vermaningen meegekregen om “rein” te leven en aan de verplichtingen van hun geloof te voldoen. Moeder Bosman gebruikte in haar brieven aan haar zonen “rein” in de sexuele betekenis van schoon, niet bevlekt. Hun ouders hadden de jongens de moraal voorgehouden van geen seks vóór het huwelijk. Hun moeder refereerde in tal van brieven daaraan. Meneer pastoor zal ook zijn duit in het zakje gedaan hebben. Moeder Bosman schreef eens aan Bertus:

“Denk maar vooral om jezelf en bid maar vooral in stilte voor jezelf, dat je een reine jongen mag blijven, want ik begrijp heel goed hoe zwaar het voor een soldaat is. Maar Bep, ik weet toch heel goed dat je een verstandige jongen bent. Wij zullen ook veel voor je bidden, dat je rein door de strijd heen zal komen en dat je later jubelen zal om jezelf, want je weet Bep, eind goed al goed. Ja Bertus, misschien denk je wel moeder gaat weer aan het preken, maar ja, jongen, hier in Holland hoor je soms zoveel over Indië. Dan doe je vanzelf alles nog eens in het hoofd halen en je weet, ik heb jullie zo lief, omdat je altijd zulke brave jongens waren, maar ik weet wel dat je het nog bent. Houd je maar vooral goed en wees maar opgeruimd met een reine ziel, dan ook zal alles goed komen.”
In de voorlichting namen verder vooral de hygiënische voorschriften een belangrijke plaats in. De jongens mochten geen ongekookt water drinken. Ze mochten niet eten bij straatventers en moesten hun eigen voedsel in blik opbergen buiten bereik van ongedierte. Ze moesten zich regelmatig laten inenten tegen tropische ziektes, zich twee maal daags wassen of een bad nemen. Hun kleding moest schoon zijn evenals hun brits.
In Ned.-Indië ontvingen Frans en Bertus ook verschillende nieuwsbrieven en bataljonsbladen die eveneens aandacht besteedden aan de hiervoor genoemde onderwerpen, maar die ook moesten bijdragen aan het hooghouden van het moreel van de dienstplichtige soldaten.

Tiel, 13-12-2016

Meer weten?
Lees:
Paul Welling, Ze spraken er niet over. Twee Amersfoortse broers in Nederlands-Indië. Soest : Boekscout 2015. 156 blz.  Index. ISBN 9789402219401. Prijs € 18,15. Te bestellen via boekscout.nl

     

Geen opmerkingen:

Een reactie posten