Familiefoto's

Familiefoto's
Familiefoto's

dinsdag 20 december 2016

Genealogisch blog 132



Gelijkgeschakeld

Voor Albert Welling, mijn vader, verliepen de eerste jaren van de Tweede Wereldoorlog redelijk rustig. In Amersfoort voltooide hij zijn opleiding aan de HBS B in 1941. Korte tijd later, in december 1941, werd hij vrijgesteld van de zgn. Schanzarbeiten, de verplichte graafwerkzaamheden ten behoeve van de opbouw van de Neue Westwall, de eerste fase in de aanleg van de Atlantikwal. Om die vrijstelling te verkrijgen was Albert, op dringend advies van zijn moeder, als kantoorbediende gaan werken bij Eysink Fabrieken N.V. De Amersfoortsche Rijwiel-, Automobiel- en Machinefabrieken  D. H. Eysink aan het Julianaplein produceerden auto’s, motorrijwielen en transportfietsen, een betrouwbare werkgever.  Mijn vader heeft gewerkt bij Eysink tot 1942, toen hij, op eigen initiatief, als leerling-journalist begon bij de Utrechtsche Courant. De journalistiek was toch zijn droomwereld, hoe anders zijn moeder er aanvankelijk ook over mocht denken.

Albert Welling
Vrijstelling van Schanzarbeiten
Na de Nederlandse capitulatie in mei 1940 verplichtte de Duitse militaire bevelhebber alle Nederlandse dagbladen niets te publiceren, dat als ‘vijandig gezind tegenover Duitsland’ kon worden uitgelegd:

“De bladen, behoorende tot de Nederlandsche dagbladpers, zullen tijdens de duur der bezetting door de militaire autoriteiten verschijnen, zonder dat op deze bladen een voorcensuur wordt uitgeoefend. Deze tegemoetkomende houding veronderstelt natuurlijk een absoluut loyale houding van uitgevers en redacteuren.”
Daarmee waren de Nederlandse kranten ‘gelijkgeschakeld’, zoals dat heette. Alle journalisten moesten de betreffende verklaring ondertekenen, wilden ze hun werk niet verliezen of erger. Mijn vader ondertekende de verklaring, toen hij als leerling in dienst trad bij de Utrechtsche Courant.  De verklaring van mijn vader, voorzien van twee (pas)foto’s, wordt nog bewaard bij het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD) te Amsterdam.
In de nazomer van 1943 kreeg mijn vader heel direct te maken met de gevolgen van de gelijkschakeling. Half september verscheen in alle kranten een advertentie, die belangstellenden, tussen 19 en 25 jaar, die zich tot de journalistiek aangetrokken voelden, opriep deel te nemen aan de opleidingscursus, die het Verbond van Nederlandsche Journalisten organiseerde. Het achterliggende doel van de advertentie kwam naar voren in de volgende zinsnede:

“Zij dienen begrip te hebben voor en in te stemmen met de beginselen der nieuwe orde.”
In vakkringen was deze cursus nogal omstreden. Omdat de advertentie nauwelijks tot aanmeldingen leidde, verzocht het Verbond ingeschreven leerling-journalisten over deelname te komen praten. Voor Albert was het duidelijk, dat hij de cursus ook zou moeten volgen. Hij zag dat, echter, helemaal niet zitten. Hij was al anderhalf jaar in dienst bij de Utrechtsche Courant en 21 jaar. Volgens het Journalistenbesluit was hij daarom geen leerling meer. Bovendien had hij principiële bezwaren. Zijn hoofdredacteur en de directie van de krant hadden er geen moeite mee hem per direct als volwaardig journalist in dienst te nemen, wat een salarisverhoging betekende.

Gelijkgeschakelde Pers
Gelijkgeschakelde Pers


Op 5 november 1943 reisde mijn vader toch af naar Den Haag voor een gesprek met het Verbond van Nederlandsche Journalisten. Zijn ondervragers wilden van hem exacte antwoorden hebben op enkele categorische vragen. Hij schreef daarover in maart 1944:

“Wat dunkt u, vroeg hij, van de Volksdienst, de Winterhulp, de Arbeidsdienst, de Jeugdstorm, het Arbeidsfront en de N.S.B.? Ik antwoordde op deze vragen zoals een principieel Nederlander en katholiek betaamt, aanvaardend wat aanvaard mocht worden, verwerpend wat verworpen moest worden.”
Een week later viel bij mijn vader een brief op de mat, waarin werd medegedeeld, dat zijn inschrijving als journalist ‘niet dan na het volgen van de cursus zou kunnen plaats vinden.’  Hij moest aan de cursus deelnemen, anders….
Maar op 4 maart 1944 zond hij zijn journalistenpas terug naar het Verbond. Hij dreigde nu brodeloos te worden. Zijn hoofdredacteur, gesteund door de complete redactie, diende een verzoek in om mijn vader als administrateur van de redactie aan te stellen. Dit verzoek werd om veiligheidsredenen afgewezen. Maar er kwam een oplossing, zoals mijn vader zelf schreef:
“Met ingang van 1 april zou mijn bureau officieel op de administratie moeten staan, waar mijn hoofdtaak de verzorging der redactieadministratie zou zijn. Hierbij dient opgemerkt te worden, dat de Verbondsvoorzitter tegen mijn aanstelling als administrateur T E R redactie geen bezwaar maakte.”
In een Curriculum Vitae, dat Albert schreef na de oorlog in 1946, vermeldde hij, dat hij van april tot augustus 1944 clandestien werkte als redacteur voor de Utrechtsche Courant. Hij had zijn baan bij de Utrechtsche Courant op het einde van de oorlog al opgezegd en trad 1 juni 1945 als redacteur in dienst bij het Utrechtsch Katholiek Dagblad. Voor deze krant schreef hij het meest over de gruwelen van de oorlog. Op 26 mei 1945 publiceerde de krant een artikel van hem met de titel ‘De accordeonist van Buchenwald’, waarin de Amersfoortse muzikant Jack Louis vertelde hoe hij Auschwitz, Buchenwald en Bergen Belsen overleefd had. Zijn relaas: 

“Dat in mijn tijd 2½ miljoen Joden werden vergast, dat, wanneer de gaskamers het niet aankonden, mensen bij honderden werden neergemaaid of levend in kuilen brandende olie geworpen, dat van as en beenderen der vergasten door ons een kampweg van bijna 2 km werd aangelegd, dat alles mag je niet ontzetten. Het moet langs je heen gaan als de wind langs een huis, want wie denkt gaat verloren. Bij 12 uren arbeid, knolrapensoep en een korst brood per dag, bij ‘uitbetalingen’ stokslagen, waarbij toch de sterkste man bewusteloos raakt, bij totale rechteloosheid, buiktrappen en kapot geslagen gebitten moet je alles vergeten voor dat ene: volhouden!”
Precies een jaar na het Duitse Ardennenoffensief beschreef mijn pa het verloop van die strijd nog eens onder de titel ‘Toen Ike sliep’. Na een beschrijving van de gevechtshandelingen eindigde hij zijn stuk met:

“Toen de geallieerde tanks Echternach opnieuw binnenraasden, vonden zij in enige kelders nog altijd weerbare Amerikaanse soldaten. Hun laatste bevel was geweest stand houden, en zij hadden standgehouden. Geen Duitser, die hen had durven verdrijven. 150 hadden ze er neergeschoten. Verder niets.
Doch men vond meer. Men vond de lijken van neergeschoten Amerikaanse gevangenen, om het leven gebracht in de eerste dagen van het offensief, toen het tempo blijkbaar niet veroorloofde hen achter de linies te brengen.
De soldaten die dat zagen hebben het nooit vergeten. Zij hebben eraan gedacht, toen zij met alle krachten de laatste resten van de zaak opruimden, en ook toen zij direct daarna bij Nijmegen en Roermond de strijd om de Rijn begonnen. Zij hebben er weer aan gedacht, toen zij die rivier overstaken en later toen zij zegevierend Berlijn binnentrokken. En zij zullen er nogmaals aandenken, straks, als in Neurenberg de verhoren zijn geëindigd en het vonnis moet worden uitgesproken.”
Albert Welling
 Albert Welling als verslaggever

Mijn vader werkte  bij het Utrechtsch Katholiek Dagblad tot 1 september 1946. Toen trad hij in dienst bij dagblad De Tijd als redacteur voor Utrecht. De centrale redactie van De Tijd was gevestigd in Amsterdam aan de Nieuwezijds Voorburgwal in het pand “’t Kasteel van Aemstel”. De Tijd was destijds één van de drie landelijke katholieke kranten van Nederland en al sinds de oprichting in 1845 de spreekbuis van de Nederlandse bisschoppen.
In de naoorlogse jaren tot 1951 vond de zgn. Perszuivering plaats. Alle journalisten, die tijdens de bezetting gewerkt hadden bij de gelijkgeschakelde pers moesten in het bezit zijn van een certificaat van geen bezwaar om aan de slag te kunnen. Mijn pa ook, omdat hij gewerkt had bij de gelijkgeschakelde Utrechtsche Courant. Bij zijn aanvrage van het certificaat bij de Commissie voor de Perszuivering moest hij een uitvoerig overzicht doen van zijn werkzaamheden tijdens de oorlog. Daarop kreeg hij het certificaat.
Een paar maanden later had hij weer met de perszuivering te maken. Het Utrechts Nieuwsblad van 24 februari 1947 deed verslag van het proces tegen H. van Krugten, de uitgever van de Utrechtsche Courant, waarin deze NSB-sympathisant ten laste werd gelegd in het door hem uitgegeven weekblad “De Biltsche Koerier” propaganda te hebben gemaakt voor het nationaal socialisme en als perscontroleur werkzaam te zijn geweest voor de Waffen-SS en in die functie mededeling te hebben gedaan, dat sommige kranten, waaronder de  Utrechtsche Courant, weigerden advertenties van Duitse instanties op te nemen. Voormalig hoofdredacteur Van den Biggelaar en mijn vader bevestigden in een schriftelijke verklaring, dat de Utrechtsche Courant inderdaad geen advertenties van Duitse instanties had opgenomen. Van Krugten werd veroordeeld tot 2 jaar en 3 maanden internering met aftrek, ontzetting uit alle rechten en verbeurdverklaring van fl. 5000,00.

Tiel, 20-12-2016


 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten