Familiefoto's

Familiefoto's
Familiefoto's

woensdag 7 maart 2018

Genealogisch blog 267



Huisjesmelker

In de 17e eeuw legde men veel meer zaken officieel bij een notaris vast dan wij tegenwoordig doen. Toen ging men niet alleen naar de notaris voor zaken als koop en verkoop van onroerend goed of voor een testament, maar ook voor schuldbekentenissen, procuratie, borgtocht en verklaringen. Zaken die we tegenwoordig veel sneller onderhands regelen.
Doordat men destijds zoveel zaken bij een notaris liet vastleggen, valt uit de notariële akten en aardig beeld te verkrijgen van iemands doen en laten. De laatste dagen heb ik me weer eens verdiept in de Utrechtse notariële akten om na te gaan wat voor persoon Beernt van Haeften is geweest. Op de site van het Utrechts Archief vond ik 112 akten waarin de naam van Beernt op de een of andere manier genoemd werd. Van die 112 hadden er 6 betrekking op de afhandeling van zijn nalatenschap, en zeggen dus meer over zijn nabestaanden dan over hemzelf.
De akten, waarin Beernt (geboren in 1614 in Utrecht) zelf als handelend persoon optrad, beslaan de periode van 1635 tot 1666. Dus in 31 jaar tijd schakelde hij gemiddeld drie maal per jaar een notaris in bij zijn handel en wandel. Het eerste bezoek van Beernt aan een notaris betrof een familieaangelegenheid. Er was hem en zijn broer Herbert veel aangelegen duidelijk te maken, dat ze familie waren van de bekende adellijke familie Van Haeften. Op advies van hun oom Adriaen van Haeften uit Bergen (NH) lieten de beide broers op 10 september 1642 notarieel vastleggen, dat hun familie het wapen voerde van de familie Van Haeften uit Herwijnen, zoals dat te zien was op de grafstenen van tante en oom Margaretha van Haeften (1619) en Hendrick van Detten (1629) en op de ramen van de Buurkerk in Utrecht. 
Voor de uitoefening van zijn beroep van wijnkoper was Beernt niet zo zeer aangewezen op hulp van een notaris. Echter om zijn zaak op te starten leende hij drie keer een geldbedrag, en kreeg daarbij winkelwaren geleverd, van zijdelakenverkoper Frans Verhoeven. Om aan zijn schulden te voldoen verleende hij Verhoeven voor totaal fl. 1780,- assignatie op de verkooppenningen van een huis en landerijen op de Themaat in Vleuten, die hij mede had geërfd van zijn oom Johan van Haeften (1560-1621), die advocaat aan het Hof van Utrecht was geweest.

Buurtschap Themaat

Buurtschap Themaat

Om uiteindelijk aan zijn schulden aan Verhoeven en de mede-erfgenamen van Johan van Haeften te voldoen verkocht Beernt in 1645 een deel van het land. Wel moest hij uit de verkoop zijn moeder Maria van Coesfelt een jaarlijkse lijfrente van fl. 42,- betalen.
In 1653 deden Beernt en zijn vriend en zakenpartner Roelof de Goy de impost (innen van accijns) op brandewijn en gedestilleerde wateren voor de dorpen Kortenhoef, Ankeveen, Nigtevecht, Overmeer, Den Berch en Hinderdam  voor een periode van vier jaar voor een bedrag van fl. 300,- over aan Gerrit Paulus van Brevoort. Beernt en De Goy gingen in 1657 ermee akkoord, dat Hillegondt Jans en Dirck van Sethoven de impost op brandewijn en gedestilleerde wateren in Vinkeveen, Demmerik, Oudhuizen, Wilnis, Mijdrecht en Uithoorn voor vier jaar van hen overnamen. Het was voor Beernt en zijn kompaan duidelijk voordeliger de impost aan anderen door te verpachten dan zelf de accijnzen te moeten innen. De inning van de accijnzen op bieren en wijnen in Oostveen had Beernt in 1653 voor een jaar overgedaan aan zijn broer Alard. Ook de impost op brandewijn en gedestilleerd in Hagestein hadden Beernt en zijn partner verpacht.  Beernt was overigens niet te beroerd om bij de notaris te laten vastleggen, dat iemand nog voor veel geld voor bestelde brandewijnen en gedestilleerde dranken bij hem in het krijt stond.
Het wekt enige verbazing, dat Beernt in 1658 bij notaris B. Terbeeck van Coesfelt nog twee toeziende voogden, naast de twee reeds aangewezen, benoemde voor zijn kinderen, omdat zijn eigen koopmanschap in gebrande wijnen en gedestilleerde wateren hem te weinig gelegenheid bood om zelf toezicht te houden op de belangen van zijn kinderen. Uit zijn drie huwelijken waren tien kinderen voortgekomen. Zijn eerste echtgenote, Maria van Herwijnen ( <1658) schonk Beernt twee kinderen, dochter Gijsberta en zoon Clemens. Uit zijn tweede huwelijk met Sara van Groesbeeck ( <1659) had Beernt drie kinderen, twee dochters en een zoon. Uit zijn derde huwelijk met Cornelia van Leeuwen ( 12 november 1686) had Beernt vijf kinderen, twee zonen, onder wie de oudkatholieke pastoor Alardus van Haeften, en drie dochters.

Cornelia van Leeuwen

Cornelia van Leeuwen

Het is beslist ongeloofwaardig, dat Beernt al zijn tijd besteedde aan zijn wijnkoperij en daardoor weinig tijd voor zijn kinderen had. Het is veel waarschijnlijker, dat hij onvoldoende tijd voor zijn kinderen had door zijn vele nevenwerkzaamheden. Allereerst ging de vermogende Beernt tal van keren naar de notaris om na een volgend huwelijk zijn testament bij te stellen. Steeds maakte hij een langstlevende testament op, maar moest daarbij de belangen van de kinderen van zijn overleden vrouw ook veiligstellen. Hoe goed hij zijn kinderen ook bedeelde, hij vergat zijn overige familie niet. Zo bepaalde hij in 1659, dat zijn kinderen na zijn dood aan Arnolda van Haeften, zijn enige nog levende zus, jaarlijks fl.80 moesten betalen en ook haar begrafenis moesten bekostigen. Hij bezocht de notaris ook verschillende malen in verband met de nalatenschappen van zijn schoonouders.
Beernt had ook belangen bij de impost van turf uit de provincie Utrecht zelf en van elders en uit Friesland. Deze impost had hij verpacht aan zijn zwager Hendrik Jans. Met anderen samen had hij de belasting op een gemaal in Utrecht verpacht aan Jan Gerritsz Valck en Jacob de Cruyff. Begin1647 droegen Beernt en zijn tante Maria van Haeften (1596-1647) een plecht  (gerechtelijk erkende schuld, tegenwoordig zouden we spreken van hypotheek) van fl.800,- , gevestigd op de heerlijkheid en tienden van Isselt (bij Amersfoort) en andere goederen in het Eemland, over aan de Staten van Utrecht om daarmee hun schuld te voldoen voor pacht van de impost voor vis. In 1654 liet Beernt de voorwaarden vastleggen waaronder Jacob Noortman en Johan Govertsz van Cleef de visrechten, die hij zelf van de vroedschap van Utrecht had gehuurd, van hem konden verpachten.
Regelmatig leende Beernt geld uit aan andere neringdoenden, en liet dat uiteraard bij de notaris vastleggen. Hij handelde ook in schuldbekentenissen. Zo werd hij in 1661 eigenaar een schuldbekentenis aan het Kapittel van St. Pieter ad fl. 600,- van wijlen Aert van Westrenen, kanunnik in het Domkapittel, en van diens overleden broer Lubbert. Beernt en zijn echtgenote Cornelia van Leeuwen stemden er echter mee in hun aandeel in een obligatie te restitueren, wanneer hem genoemde fl. 600,- betaald zou zijn. Dat ging echter niet zo maar, een gerechtelijke procedure tegen Marten van Westrenen, de erfgenaam van genoemde broers, was noodzakelijk.

Beernt van Haeften

Beernt van Haeften

Uit de notariële akten over de periode tot 1660 komt vooral naar voren, dat Beernt erg druk was met de handel en het beheer van onroerend goed in Utrecht en in de omgeving van de stad. Veertig notariële akten hebben daarop betrekking. Alle akten van na 1666 hebben betrekking op zijn nalatenschap.
De activiteiten van Beernt met ontroerend goed bestonden uit koop en verkoop van (gedeelten van) huizen, de verhuur van huizen en kamers en het innen van plechten en huur voor anderen, zoals voor zijn schoonvader Jan Anthonisz van Herwijnen. Je zou geneigd zijn te zeggen, dat Beernt meer makelaar in onroerend goed was dan wijnkoper. Hij had belangen bij woningen en het beheer daarvan in veertien straten in de Utrechtse binnenstad, t.w. Zadelstraat, Boterstraat, Pauwsteeg (huis de Vergulde Roos, dat hij in 1661 in eigendom verkreeg), Smeestraat, Bakkerssteeg, Jodenrijtje (zo genoemd, omdat daar veel joden woonden, tegenwoordig gesloopt t.b.v. de Hema), Oudegracht (de huizen de Suijckermolen, dat hij huurde van Gerrit Zen en waarvan hij, na beëindiging van de huurovereenkomst, de kelder mocht blijven gebruiken voor opslag zolang Zen eigenaar van het pand was,  en de Lelie), Springweg, Putsteeg, Nieuwegracht, Breedstraat, Schalkwijksteeg, Kalverstraat en Schuppesteeg tegenover het Duitse Huis. 

Utrecht in de 17e eeuw

Utrecht in de 17e eeuw

In 1653 raakte Beernt in conflict met een buurman in de Zadelstraat over een gemeenschappelijke muur. Met die buurman, Jan Dricksz Woertman, kwam hij notarieel de voorwaarden overeen waaronder de muur zou worden afgebroken en opnieuw opgebouwd. In 1655 nam Beernt  een huis in de Zadelstraat en drie huizen in de Pauwsteeg in beslag, die eigendom waren van een zus van zijn tweede vrouw Sara van Groesbeeck, omdat zij en haar zoon de hem verschuldigde vispacht nog niet hadden voldaan. Pas wanneer zijn schoonzus haar schuld van fl. 3100,- zou hebben afgelost, zou ze de huizen terugkrijgen. Een vergelijkbare overeenkomst sloot Beernt met schoonvader Van Herwijnen, maar nu was hijzelf de schuldenaar.

Wickenburg

Wickenburg

Beernt verpachtte grond uit zijn bezit aan derden tot er een achterstand ontstond in het betalen van de pacht. Begin1662 verzocht genoemde Marten van Westrenen Beernt om voor hem de landpacht van ridderhofstad Wickenburg van Adriaen Willemsz te innen en van Gijsbert Cornelisz van Everdingen het pachtgeld voor landerijen en een boomgaard in ’t Goy. Beernt kreeg daarbij het recht om op het geïnde bedrag fl. 3600,- in te houden ter voldoening van zijn eigen vordering op Van Westrenen. De volgende dag, 13 februari, gaf Van Westrenen Beernt volledige procuratie om al diens zaken af te handelen, leidend tot een huurverbod voor de huurder van zijn huis aan de Breestraat in Utrecht. Aan het einde van het jaar herriep Van Westrenen zijn  procuraties op Beernt van Haeften, die blijkbaar de zaken niet naar de zin van Van Westrenen afhandelde. Zo werd Beernt ook teruggevloten, toen hij voor Philiberta van Deuverden land in Schalkwijk had verkocht. Van Deuverden had voor de verkoop geen toestemming van haar echtgenoot verkregen (oeps) en bovendien bracht het land te weinig op naar haar zin.
Wanneer precies Beernt is overleden is mij niet bekend, maar uit de notariële akten valt op te maken dat hij in de loop 1666 moet zijn overleden, want vanaf dat jaar speelde hij geen actieve rol meer in de akten. Zijn echtgenote en zijn kinderen, en dan vooral zoon Clemens, zetten het handelen in onroerend goed voort en handelden zijn nalatenschap af.

Tiel, 7 maart 2018

 


Geen opmerkingen:

Een reactie posten