Familiefoto's

Familiefoto's
Familiefoto's

zaterdag 4 maart 2017

Genealogisch blog 163



Abtmannen en dijkgraven

In het Rivierengebied is de strijd tegen het water even oud als het gebied zelf. De Neder-Rijn, de Waal, de Maas en de Linge zorgden er met hun te veel aan water vaak voor, dat de brede rivieren niet traag door het oneindige landschap gingen, zoals Hendrik Marsman (1899-1940) zong in zijn gedicht “Herinnering aan Holland”, maar als woeste stromen, soms met ijs, de tussenliggende gebieden een zeer dynamisch karakter verschaften. De strijd tegen het water was, al ver voor de Romeinse tijd, van levensbelang voor de nederzettingen langs de rivieren en in het tussenliggende gebied. Dijken moesten aangelegd en onderhouden worden. Bij een doorbraak had herstel de hoogste urgentie. Het is dan ook niet verwonderlijk, dat al vroeg in de Middeleeuwen de Gelderse landheren een organisatie opbouwden, die verantwoordelijk was voor de aanleg en het onderhoud van de dijken, de dijkstoel. De dijkstoel was een college bestaande uit de dijkgraaf en een aantal heemraden, dat zich bezig hield met de inspectie (schouwen) van de dijken en andere waterstaatkundige werken en dat de bevoegdheid had sancties op te leggen.

Tieler- en Bommelerwaard
Tieler- en Bommelerwaard, bron: Historische atlas van het Rivierenland

In de veertiende eeuw verwierven de graven en hertogen (na 1339) van Gelre in het Rivierengebied een groot aaneengesloten gebied, dat zij verdeelden in ambten. Twee van die ambten waren de Tielerwaard en de Bommelerwaard, beide poldergebieden, die ook wel met de oude Romeinse term van Insula werden aangeduid. De Tielerwaard is grofweg het gebied tussen de Waal en de Linge en tussen Tiel en Dalem. De Bommelerwaard is het gebied tussen Waal en Maas met als belangrijkste plaats Zaltbommel.
Aan het hoofd van de bestuurlijke organisatie van een ambt stond de ambtman. Als vertegenwoordiger van de hertog oefende hij de hoogste rechterlijke macht in het ambtsgebied (ambtmannie) uit en hij was verantwoordelijk voor het bestuur en toezicht (politie in moderne zin), de inning van belastingen en de waterstaat. Voor zowel de Tielerwaard als de Bommelerwaard, maar ook voor Zaltbommel, fungeerde dezelfde ambtman. Hij hield kantoor in het Ambtmanshuis in Tiel.

Ambtmanshuis in Tiel
Ambtmanshuis in Tiel, bron: Historische atlas van het Rivierenland


Vertegenwoordigde de ambtman vooral het wereldlijke gezag van de Hertog van Gelre, een dijkgraaf was vooral verantwoordelijk op het gebied van de waterstaat. De dijkgraven moesten de dijken en de daarin gelegen kunstwerken schouwen. Zij konden voorschriften uitvaardigen en rechtspreken wanneer er iets niet in orde was. De uitvoering van die straffen was in handen van het college van heemraden.
De Gelderse hertogen verleenden de functies van ambtman en dijkgraaf bij voorkeur aan leden van adellijke families, die in de betreffende ambtmannie woonden. De gedachte daarachter was, dat zij met name hun waterstaatkundige taken goed zouden uitvoeren, omdat hun eigen veiligheid daarmee gemoed was.
Leden van de adellijke familie van Haeften, als sinds de 13e eeuw woonachtig in de Tielerwaard en later in de Bommelerwaard, hielden zich als vroeg bezig met waterstaatkundige zaken (Gijsbert 1321 en Arend 1462). Dirk van Haeften (1470-1539), Heer van Gameren, was de eerste ambtman van Bommel, de Tielerwaard en de Bommelerwaard binnen de familie. Hij bekleedde de functie van 1513 tot 1518. In een uit 1513 daterende rekening schreef Dirk:

 "Die amptman kiest altijt die dijkgreven ind nochtans die dijkgreve en duet nyet buyten den amptman".
De ambtman was de supervisor over de dijkgraven. In de privilegebrief van september 1513, waarbij hertog Karel van Gelre verschillende voorrechten en vrijheden aan de stad Zaltbommel schonk, werd aan Dirck van Haeften, ambtman van Bommel en de Bommeler- en Tielerwaard opgedragen deze privileges te handhaven. Dirck vervulde de functie van ambtman nog in 1517. De heemraden van de Tielerwaard oorkondden in juli 1518, dat Dirck van Haeften, in zijn functie van ambtman van Bommel en de Tieler- en Bommelerwaard, verkocht heeft aan broeder Bouwen, procurator van de kartuizers in Vught, twee stukken land van ieder 1½ morgen in het gerecht van Herwijnen (in Hellouw) met een verklaring over de dijklasten voor de kartuizers.

Graf Dirck van Haeften, Grote Kerk Zaltbommel

Na Dirck waren leden van de familie Van Haeften voorlopig niet meer nadrukkelijk met waterstaatkundige en bestuurlijke zaken bezig in de Tieler- en Bommelerwaard. Pas in 1675 is Reinier van Haeften (1646-1733), Heer van Ophemert en Zennewijnen, de eerste die, als dijkgraaf en heemraad, zich weer inzette voor waterstaatkundige zaken. Hij zou een aantal navolgers krijgen binnen de Ophemertse tak van de familie Van Haeften. De Heren van Ophemert en Zennewijnen waren eerst een tijd lang dijkgraaf en heemraad alvorens de functie van ambtman te aanvaarden. Barthold van Haeften maakte nog een andere tussenstap door twee maal als waarnemend ambtman op te treden in de perioden 1724-1726 en 1746-1747. Gedurende deze laatste periode nam Barthold de functie waar, na het kinderloos overlijden van zijn broer Walraven (geb. 1683) op 30 september 1746. De ambtman had als rechter de bevoegdheid te oordelen over leven en dood. Dat Barthold zijn taak serieus nam bleek in 1725, toen hij 50 zigeuners, die zich schuldig hadden gemaakt aan diefstal en plundering, gevangen liet nemen. Twaalf van hen werden gegeseld en gebrandmerkt. Daarna werden de ongelukkigen tentoongesteld.
Na Barthold was zijn zoon Johan Walraven (1722-1782) de volgende ambtman van de Tieler- en Bommelerwaard en van Bommel. Johan Walraven liet zich weer "De Cock van Haeften" noemen, naar zijn grootmoeder van vaderszijde. Zijn eedsaflegging vond plaats op 9 augustus 1766 wegens vrijwillige afstand van de functie door zijn vader. Johan Walraven vervulde de functie van ambtman tot 1782.

Johan Walraven de Cocq van Haeften
Johan Walraven de Cocq van Haeften
 In 1784 werd Reinier van Haeften (1729-1800) als ambtman aangesteld door de erfstadhouder en raden van Gelderland. Hij was eerder al dijkgraaf en heemraad geweest tussen 1751 en 1762, voordat hij als Minister Extrapotentiaris naar Lissabon vetrok om de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden daar te vertegenwoordigen. Reinier, weer terug in de lage landen, was de laatste ambtman uit de familie Van Haeften en vervulde de functie tot 1795, toen hij werd ontslagen bij de inwerkingtreding van een nieuw reglement voor het besturen van polders bij de aanvang van de Bataafse Republiek. In zijn periode als ambtman heeft Reinier door zijn vele reizen naar het buitenland als Gezant van de Staten Generaal zijn baan als ambtman door een ander moeten laten waarnemen. Zo verzocht hij de Schepenbank van Zaltbommel om als zijn opvolger als ambtman van Zaltbommel Carel Joost Baron van Nieuwkerken, genaamd Nijvenheim, te erkennen en te respecteren. Deze substitutie werd in maart 1787 weer ingetrokken. Kort na zijn ontslag in 1795 als ambtman van de Tieler- en Bommelerwaard vertrok Reinier naar Wenen als Extraordinaris Envoyé en Minister Plenipotentiaris van de Bataafse Republiek, hoewel hij zeer Oranjegezind was. Reinier overleed in Wenen in 1800, drie maanden na de dood van zijn echtgenote Jeane Cénie Kick.


Tiel, 04-03-2017

 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten